Vanaf 1 januari 2017 is het pensioen in eigen beheer (hierna: PEB) niet meer. Dit is onderdeel van de kabinetsplannen die op Prinsjesdag zijn gepresenteerd. Het PEB wordt uit gefaseerd vanaf 2017. In dit artikel gaan wij kort in op het PEB om vervolgens uitgebreid stil te staan bij de voorgestelde uitfasering.
Pensioen in eigen beheer – hoe zat het ook alweer?
In een ver verleden (1981) werd het voor directeur-grootaandeelhouders (hierna: DGA) mogelijk gemaakt om hun pensioen zelf op te bouwen bij hun eigen BV. Normaliter wordt pensioen alleen opgebouwd bij erkende verzekeraars, maar voor DGA’s geldt zoals gezegd een uitzondering. Dit bracht een heel aantal voordelen met zich. Zo konden de inleggelden worden afgetrokken van de belasting. Echter werd er niet echt geld apart gezet, het was eigenlijk alleen op papier. Het geld werd niet daadwerkelijk afgestort en bleef in de onderneming.
Vanaf 2017 geen pensioen in eigen beheer meer mogelijk
Het PEB kent een heel aantal knelpunten. Dit heeft er dan ook toe geleid dat het kabinet de regeling gaat afschaffen. Een van grootste de knelpunten is dat het pensioen weliswaar op papier is opgebouwd, maar dat aan het eind van de rit wanneer het pensioen tot uitkering moet komen, de BV vaak niet over voldoende middelen bezit om het hele pensioen te kunnen gaan uitkeren. Dit is vervelend voor de fiscus omdat de opzet van de regeling was dat de inleggelden aftrekbaar waren en dat de uiteindelijke uitkeringen belast zijn met loonbelasting. Als blijkt dat een BV niet over voldoende middelen bezit om het pensioen volledig uit te keren, loopt de fiscus dus belasting mis. Vanaf 2017 is (verdere) opbouw van het PEB niet meer mogelijk.
Niet meer mogelijk – en nu?
Nu verdere opbouw van het PEB niet meer mogelijk is, zit de DGA met een probleem. Zijn BV heeft een “beklemd” vermogen waar hij niet zomaar aan kan komen. Bovendien zorgt deze pensioenverplichting er voor dat als de DGA dividend wil uitkeren, hij dit minder snel zal kunnen of tot een lager bedrag. Het kabinet komt met een drietal oplossingen om dit probleem op te lossen:
- Het PEB afkopen met een fiscaal voordeel;
- Het PEB omzetten in een spaarvariant; of
- Het PEB bevriezen.
Eerst nog even afstempelen
Alvorens in te gaan op de drie genoemde varianten moet nog één ding worden uitgelegd. Het PEB wordt fiscaal op een andere wijze gewaardeerd dan commercieel. Het grote verschil zit hem met name erin dat er fiscaal wordt gerekend met een rekenrente van 4%. Het behoeft geen betoog dat de laatste jaren dit rendement niet zal worden gehaald. Commercieel wordt er met de marktrente gerekend, welke vele malen lager is. Daardoor ontstaat er een verschil tussen wat het PEB echt waard is en wat het “fiscaal waard” is. Commercieel is het de PEB verplichting vele malen hoger dan fiscaal. Omdat commercieel wordt gerekend met een hele lage rente, moet er meer geld worden ingelegd om (uiteindelijk) een pensioen te kunnen afkopen.
Het kabinet geeft de mogelijkheid om het PEB eerst af te stempelen. Dit wil zoveel zeggen als dat de commerciële waarde gelijk wordt gesteld aan de fiscale waarde. Dit kan fiscaal geruisloos (dus zonder loonbelasting, revisierente of vennootschapsbelasting). Door het afstempelen verliest het PEB het karakter van pensioen en wordt het een soort potje voor de oude dag. Nu dient de DGA te kiezen welke oplossing hij wil gaan toe passen.
- Het PEB afkopen met een fiscaal voordeel
Het afkopen van het PEB zorgt ervoor dat u als DGA ineens af bent van het hele PEB verhaal. U kunt dit zelfs doen met een leuke fiscale korting. Bij afkoop van pensioen bent u loonbelasting verschuldigd net zoals u loonbelasting verschuldigd zou zijn geweest als u het pensioen gewoon had laten uitkeren. Bij afkoop gaat het echter in één keer. De fiscale korting die u krijgt bij afkoop bedraagt een korting op de grondslag waarover belasting wordt geheven van 34,5%. Stel dat u een pensioen van € 100.000,– (na afstempeling) wil afkopen, dan moet u over € 65.500,– loonbelasting betalen. Het bedrag van te betalen loonbelasting mag u afhalen van het bedrag van de uitkering (in dit geval € 100.000,–). Het restant is in de toekomst belast in box 3. De korting van 34,5% is voor het jaar 2017. In 2018 zal de korting 25% bedragen en in 2019 19,5%. Daarna is er geen belastingkorting meer.
- Het PEB omzetten in een spaarvariant
Een andere keuze die de DGA kan maken is het omzetten van zijn PEB in een oudedagsverplichting. In deze situatie wordt het PEB, na afstempeling, omgezet. De hoogte van de oudedagsverplichting ligt in principe vast: er kan niet meer aan worden toegevoegd. Wel zullen er regels komen dat de oudedagsverplichting toeneemt door oprenting. De keuze om dit te doen is mogelijk tot 31 december 2019.
De oudedagsverplichting komt verplicht tot uitkering bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Dan moet de BV de oudedagsverplichting gelijkmatig over 20 jaren uitspreiden. De DGA heeft ook de mogelijkheid om, op elk gewenst moment, de oudedagsverplichting op te eisen en een lijfrenteproduct bij een externe partij (een erkende verzekeraar) te bedingen.
- Het PEB bevriezen
Ook is het mogelijk het PEB te bevriezen. Dit betekent eigenlijk gewoon niets doen. Doordat het PEB blijft bestaan blijft overigens het wel zo dat dit van invloed is op eventueel uit te keren dividend. Het blijft een beklemd vermogensbestandsdeel. Uiteindelijk zal bij pensioengerechtigde leeftijd het PEB deel alsnog worden belast.
Conclusie
Het is niet eenvoudig om tot de juiste keuze te komen wat u met uw PEB moet doen. De variant van de afkoop heeft als voordeel dat u er direct van af bent en dat u een belastingvoordeel krijgt. Echter heeft dit weer als nadeel dat u ook in een keer een hoop belasting verschuldigd wordt. De spaarvariant kent ook zo zijn eigen voor- en nadelen. De variant waarin u het PEB bevriest kent maar weinig voordelen. Laat u daarom goed adviseren om kom niet voor verrassingen te staan.